16 november 2014

Zondagbrief 16 november – Lodewijk Asscher

De afgelopen week was voor mij een week vol hevige emoties. Met als droevige climax het vertrek van twee fractieleden.

Vorige week zondag mocht ik spreken bij de herdenking van de Kristalnacht. Binnen in de Portugese Synagoge dachten we bij kaarslicht terug aan die nacht vol gruwelen in november 1938, waarbij Joodse winkels werden verwoest, synagogen in brand gestoken en onschuldige burgers aangevallen, opgepakt en afgevoerd. Buiten stond een politiepost, die je deze dagen overal voor Joodse Instellingen ziet staan. En de hele herdenking was zwaar bewaakt. En dat doet pijn.

Woensdag was ik op bezoek bij de Kuba Moskee in IJmuiden. Een moskee die de laatste tijd te maken heeft gehad met verschrikkelijke incidenten. Bedreigingen, het bekogelen met eieren, een varkenskop voor de deur. Kortom: ontoelaatbare voorbeelden van intolerantie. En deze moskee is zeker niet de enige in Nederland. Moslims in ons land krijgen steeds vaker te maken met discriminatie en agressie. Met het gevoel niet welkom te zijn. En dat doet pijn.

En dan was er nog de enquête onder Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren, met als uitkomst dat er vooral onder Turks-Nederlandse jongeren veel steun is voor IS en dat geweld tegen anders- en niet-gelovigen niet wordt afgekeurd. Respondenten die een vriendschap tussen een moslim en een Jood ondenkbaar achten.

De uitkomsten schokten en verontrustten me. Maar ze verbaasden me ook. Ze roepen een beeld op dat ik niet herken. En de uitkomsten roepen meer vragen op dan ze beantwoorden, en ik zal er dus ook zeker beter naar laten kijken. Maar het neemt niet weg dat -ook als het maar voor de helft klopt- dit heel verontrustende signalen zijn.

Al met al ervaringen die me diep raakten. Omdat die opeenvolgende ervaringen wel heel schrijnend aantoonden dat het ideaal van vrijheid, de vrijheid om te kunnen zijn wie je bent en de vrijheid om te geloven wat je wilt, het ideaal waar ik voor sta, in ons land geen vanzelfsprekendheid is.

Ik verzet me als mens EN als minister elke dag tegen onverdraagzaamheid en discriminatie. Daarom heb ik ook een zeer strenge aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie afgekondigd.

En daarom vond ik het eind van deze week ook zo bijzonder verdrietig. Met het vertrek uit de fractie van twee fractieleden en hun verwijt dat ik een politiek van uitsluiting voer. Want als er iets is waar ik voor vecht, dan is het juist het tegenovergestelde. Maar dat vraagt wel van mij dat ik bereid ben om de vinger op de zere plek te leggen. Niet omdat ik pijn wil veroorzaken. Maar omdat ik heel precies wil weten wat er mis is. Omdat alleen zo je het ook echt beter kunt maken. En samen vooruit kunt komen.

En juist daarom heb ik ook mijn zorgen uitgesproken over verschillende Turkse religieuze organisaties. Veel Turkse Nederlanders doen daar prachtig werk. Zorgzaam voor elkaar en in dialoog met anderen.

Maar we moeten bij organisaties (ongeacht welke) altijd kritisch blijven kijken of ze bijdragen aan de grondvesten van onze samenleving. Om gewoon met elkaar het gesprek aan te gaan over dat wat we allemaal willen: leven in een land waar niet je afkomst maar je toekomst telt. Ik ben dat gesprek al begonnen en ik ben daar optimistisch over. Omdat we met elkaar delen dat we willen dat onze jongen mensen een succesvolle toekomst tegemoet gaan.

Gelukkig gaat het met heel veel Nederlanders van Turkse en Marokkaanse komaf ook geweldig goed. Ik zie hoe velen, ondanks soms forse tegenwind, in Nederland hun weg vinden en wat van hun leven maken. Als ondernemer, op school, als gewone vader of moeder, zetten ze zich in voor een mooier Nederland. Trots ben ik met velen van hen samen te strijden als partijgenoot.

Maar ik zie ook een veel te hoge jeugdwerkloosheid onder Nederlandse jongeren van Turkse komaf. Ik zie ook een toenemende groep die zegt zich hier niet thuis te voelen. Ik zie ook dat sommigen zich steeds verder afsluiten van Nederland. En ik maak me zorgen omdat ik zie dat conflicten tussen verschillende groepen in Turkije hun weerslag vinden op de straten en buurthuizen hier in Nederland.

Ik geloof dat wij alleen verder komen als we scherpe keuzes maken. Dat betekent hard optreden tegen racisme en discriminatie. Op de arbeidsmarkt en waar dan ook. De plicht je in te zetten en er wat van te maken. De volle vrijheid om binnen de grenzen van de rechtstaat te geloven wat je wil, ook als dat hartstikke orthodox is. Maar alleen als je het recht van ieder ander accepteert om anders te geloven, niet te geloven of het geloof te verlaten. Alle ruimte voor je levenswijze, maar ook respect voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw, homo en hetero, gelovige en ongelovige.

Alles wat ik in de politiek heb gedaan is gericht op meedoen en erbij horen. Of het nou ging om het verbeteren van het onderwijs als wethouder van Amsterdam, of om het bestrijden van werkloosheid als minister. Ik wil iedereen de kans geven om mee te doen. Wat je ook gelooft en waar je ouders ook geboren zijn.

Juist omdat ik zo hartstochtelijk werk wil maken van gelijke kansen, maak ik me zorgen als mensen zich afkeren van de Nederlandse samenleving.  Juist omdat ik geloof in de vrijheid om te zijn wie je wil zijn, ben ik waakzaam tegen groepsdwang. Juist omdat ik geloof in solidariteit, mag niemand als tweederangsburger worden behandeld. Dat geldt voor Nederland en dat geldt zeker voor de Partij van de Arbeid.

Als minister van integratie probeer ik samen met heel veel anderen voor iedereen ruimte te scheppen. Veiligheid om te zijn wie je bent, grenzen stellen tegen discriminatie, geen plek voor extremisme. Ik hoop op u te mogen rekenen.

Met vriendelijke groet, Lodewijk Asscher

Waar ben je naar op zoek?