Zondagbrief 12 juni 2016: Een streep door kinderarbeid
In Rwanda sprak ik een groep jongeren die jarenlang goud hadden gewonnen. De mijn lag bovenop een heuvel. Onderaan die heuvel werd het goud in een stroompje van zand en stenen gescheiden. Jarenlang liepen die jongens met zware zakken op hun schouders de heuvel af. Het goud verkochten ze aan handelaren, die het door de opbrengst van een grote mijn mengden. Zo kwam dat goud in onze mobieltjes, trouwringen en andere sieraden terecht.
Helaas is dit geen uitzondering. Er zijn wereldwijd nog altijd 168 miljoen kinderen die werken. Zij kruipen door mijnen, duiken naar goud en draaien lange dagen in spinnerijen. We kopen allemaal producten waar kinderarbeid in zit. Het zit in make-up, telefoons en meloenen. In de hazelnootpasta die wij ’s ochtends op het brood van onze kinderen smeren. In het jurkje waar mijn dochter dol op is.
U en ik willen geen producten van kinderarbeid kopen. We kopen die producten alleen omdat we niet kunnen zien dat er kinderarbeid in zit. Daarom dien ik vandaag, op de internationale dag tegen kinderarbeid, een initiatiefwet in. Die wet vraagt van bedrijven dat zij hun best gaan doen om te voorkomen dat er kinderarbeid in hun producten of diensten zit. Als een bedrijf de kantjes ervan afloopt, kan het bedrijf een forse boete krijgen. Krijgt een bedrijf meerdere boetes, dan kan de directie zelfs een gevangenisstraf tegemoet zien. Het is dus een stevige wet.
Ik heb gestreden voor deze wet omdat ik met eigen ogen heb gezien wat het effect is als kinderen geen kind meer kunnen zijn. De twinkeling die in de ogen van ieder kind zit, verdwijnt. Achter hun lach, zie je hun verdriet. Dat is wat jarenlange uitbuiting doet. De wet wordt al door veel organisaties ondersteund. Human Rights Watch deed afgelopen week nog een wereldwijde oproep om te zorgen voor wetgeving die bedrijven dwingt hun leven te beteren.
Ze deden dat met een indrukwekkend filmpje dat ik u niet wil onthouden >>
Wegkijken van kinderarbeid is geen optie. Als bedrijven merken dat werk wordt gedaan door kinderen, hebben ze de verantwoordelijkheid om de betrokken kinderen te helpen. Door hun ouders de baan van hun kinderen aan te bieden, door een studiebeurs of door een combinatie van werk en school mogelijk te maken. Er is veel mogelijk. Zo volgen de jongens uit de Rwandese goudmijn inmiddels een vakopleiding, bijvoorbeeld tot lasser. Zij zijn daar ongelofelijk trots op. Organisaties als UNICEF, Terre des Hommes en Stop Kinderarbeid helpen bedrijven om kinderarbeid tegen te gaan. En ook vanuit Nederland dragen we ons steentje bij. Vorig jaar heb ik in de Tweede Kamer steun gevonden voor een Fonds tegen Kinderarbeid, waar elk jaar vijf miljoen euro in komt.
Bedrijven die schone producten en diensten willen leveren kunnen dus rekenen op hulp om dat voor elkaar te krijgen. Bedrijven die niets doen, kunnen we straks met de wet in de hand veroordelen en beboeten. En hardnekkige uitbuiters van kinderen verdwijnen achter de tralies. Zo bestrijden we kinderarbeid en kunnen u en ik in Nederlandse winkels erop rekenen dat de producten die we kopen op een zo verantwoord mogelijke manier worden gemaakt.
Ik wens u een mooie zondag.
Roelof van Laar
Tweede Kamerlid