Zondagbrief 24 mei 2015 – Lessen uit het Maagdenhuis
De afgelopen maanden heeft het hoger onderwijs volop in de belangstelling gestaan. De directe aanleiding was natuurlijk de bezetting van het Maagdenhuis, inmiddels al weer enige tijd geleden. Wat je ook van de bezetting vindt; het heeft een aantal interessante discussies op gang gebracht. Al voor de bezetting was ik bezig een toer langs universiteiten en hogescholen te maken om daar met docenten en studenten te praten. Ook met veel protesterende docenten en studenten heb ik gesproken. Onlangs nog ben ik ook in het Maagdenhuis het gesprek aangegaan, op uitnodiging van de medezeggenschap. En uit al die gesprekken zijn een aantal belangrijke lessen te trekken. Twee springen er voor mij uit.
Allereerst ben ik echt bevestigd in het idee dat hoger onderwijs kleinschaliger georganiseerd moet worden. Er moet meer ruimte en tijd komen voor individuele begeleiding, voor kleinere groepen en voor meer persoonlijke feedback. Daarvoor komen er de komende jaren grote aantallen docenten bij. Hoognodig wat mij betreft en nu ook mogelijk vanwege het geld dat de komende tijd vrijkomt met het studievoorschot.
Grootschalige colleges zijn soms misschien echt wel nuttig, maar de echte kennisoverdracht, echte academische vorming, vindt toch plaats in het directe contact tussen docent en student en tussen studenten onderling. Dat is ook wat ik me herinner van mijn eigen studie. Het meeste heb ik geleerd van een intensieve werkgroep waar studenten, onder begeleiding van een docent, hun tanden in een moeilijk boek zetten. Daar werd ik echt uitgedaagd, door de docent maar ook zeker door m’n medestudenten. En nee, vroeger was niet alles beter. Er zijn echt mooie ontwikkelingen in het onderwijs, zoals online colleges die grote kansen bieden. Juist ook om meer ruimte te geven om daarnaast onderwijs kleinschalig en met meer individuele begeleiding te organiseren.
De tweede les is dat de publieke moraal meer ruimte moet krijgen in het onderwijs. Hoe je het ook wendt of keert: rendementsdenken is eigenlijk niks anders dan met de rekenmachine in de hand bij de poort van je onderwijsinstelling staan. Want hoe je de financiering van het hoger onderwijs ook regelt: uiteindelijk is dat allemaal techniek. Bestuurders die alleen maar bezig zijn hoe ze zoveel mogelijk geld binnen krijgen, hebben het niet begrepen. Uiteindelijk moet het gaan om goed onderwijs zodat jongeren het beste uit zichzelf kunnen halen. Dat betekent dus niet dat we maar zoveel mogelijk studenten zo snel mogelijk door hun opleiding heen moeten jagen. Maar dat betekent ook niet dat we moeten accepteren dat er in het Hoger Onderwijs nog steeds elk jaar vele duizenden jongeren zonder diploma en teleurgesteld het onderwijs verlaten.
Eigenlijk geldt hetzelfde voor medezeggenschap van studenten en docenten. Nog veel belangrijker dan het verruimen van de rechten van de medezeggenschap (wat ik ook doe), is dat bestuurders medezeggenschap en de academische gemeenschap serieus nemen. Dat ze hechten aan draagvlak en betekenisvolle inspraak. Dat ze met de hele gemeenschap het gesprek aan willen over de koers van hun onderwijsinstelling. Dat ze geloven dat onderwijs er gewoon echt beter van wordt als je een goed gesprek voert met docenten en studenten over wat voor onderwijs je wilt geven. Niet omdat het moet, niet omdat de wet het voorschrijft, maar omdat je gelooft dat het van waarde is.
Wat mij betreft dus veel minder nadruk op kennis, kunde, kassa. En veel meer ruimte voor Bildung, binding en burgerschap.
Een fijne zondag,
Hartelijke groet
Jet Bussemaker