Zondagbrief 31 januari 2016: Werken aan veiligheid en stabiliteit
Al meer dan vijf jaar woedt er een verschrikkelijke burgeroorlog in Syrië. De beelden die ons bereiken zijn weerzinwekkend. Mensen in belegerde dorpen hebben geen toegang tot water en voedsel, en duizenden mensen hebben huis en haard moeten verlaten om aan het geweld te ontkomen. Om het lijden van de bevolking in het gebied te verlichten heeft het kabinet besloten de strijd tegen ISIS te intensiveren. We willen een wereld zonder de terreur van ISIS, hulp aan de belegerde bevolking in Syrië, en het vertrek van Assad. Alleen een geïntegreerde benadering maakt dat mogelijk.
Nederland ondersteunt het vredesproces dat vandaag is begonnen in Geneve. We hebben daarover deze week in de Veiligheidsraad en met Ban Ki Moon gesproken. Eindelijk zitten Assad en de Syrische oppositie met elkaar om tafel. Het proces is broos, maar het is een belangrijke stap. Er moet zo snel mogelijk een staakt-het-vuren komen en een einde aan de barrel bombs van Assad. En we willen afspraken over het vertrek van Assad. Assad kan geen onderdeel zijn van de eindoplossing en zal verantwoording moeten afleggen voor zijn daden. Met andere landen proberen we Assad voor het Internationaal Strafhof te krijgen. Het is ondenkbaar dat hij een rol kan spelen in Syrië na de oorlog.
We trekken onder strikte voorwaarden meer geld uit voor training en medicijnen voor de oppositiegroepen in Syrië en de Peshmerga die tegen ISIS vechten in Irak. Deze groepen beschermen de burgers in het gebied en bieden tegenwicht aan extremistische groepen als ISIS. Door hen te versterken voorkomen we dat zij klem komen te zitten tussen Assad en ISIS. We zullen ook een belangrijke extra humanitaire bijdrage leveren om de noden van mensen in belegerde gebieden zo veel mogelijk te verlichten.
Om ISIS verder te verzwakken hebben we besloten de grensoverschrijdende aanvoerlijnen van ISIS aan te pakken. ISIS vervoert wapentuig en bermbommen vanuit het Oosten van Syrië naar Irak. Door een politiek van verschroeide aarde komen daardoor burgers, kinderen, Peshmerga’s en Iraakse strijders om. Door onze F-16’s wapendepots en fabrieken te laten bombarderen, maken we de aanvoer van wapens en bermbommen een stuk moeilijker. De Nederlandse militaire inzet wordt niet groter, dus niet meer vliegtuigen en bommen, maar wel effectiever. Er is een volkenrechtelijk mandaat om dit te doen. De VN heeft bovendien een resolutie aangenomen die vraagt om gezamenlijke, internationale inzet tegen ISIS. Deze resolutie stelt dat politieke onderhandelingen en het aanpakken van ISIS allebei nodig zijn. Het één kan niet zonder het ander.
We stellen strenge eisen aan het uitvoeren van de bombardementen. We zetten de F-16’s alleen in het Oosten van Syrië in, en alleen om de aanvoerlijnen aan te pakken. De doelen worden nauwkeurig geselecteerd en zijn alleen statisch. De statische locaties bestaan uit gebouwen of plekken waar wapens, munitie of explosieven worden geproduceerd, opgeslagen of afgeleverd, of waar strijders worden getraind. De bombardementen mogen niet ten goede komen aan Assad en alles wordt gedaan om burgerslachtoffers te voorkomen. Het devies luidt wat dat betreft ‘ bij twijfel niet doen’.
Er is een politieke oplossing nodig voor het conflict in Syrië en een stabiel Irak, maar zolang een groot deel van het gebied onder controle van ISIS staat, zijn veiligheid en stabiliteit ver weg. Daarom kan bombarderen nooit de oplossing zijn. Vandaar dat gekozen is voor de Nederlandse inzet waarbij politieke, humanitaire en militaire inspanningen hand in hand gaan.
Sociaal democratische politiek moet altijd uitgaan van verantwoordelijkheid nemen, het volkenrecht volgen, en actief een bijdrage leveren aan het bestrijden van terreur en onderdrukking. Dat is niet makkelijk maar wel noodzakelijk.
Bert Koenders, minister van Buitenlandse Zaken (PvdA)
Lilianne Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (PvdA)